Grappig, er zijn veel woorden die de Grieken al gebruikten en die wij nu nog steeds in het Nederlands gebruiken. Ik heb er een paar verzameld, bijvoorbeeld ‘acrobaat’. Dit betekent in het Grieks ‘op de tenen lopen’ en ging toen vooral over koorddansers. Nu doet een acrobaat veel meer. En een hele mooie: alfabet. We zeggen ons alfabet even op. Daarna zeg ik de eerste letters van het Griekse alfabet… Dit begint met ‘alpha’, daarna ‘bèta’… Hé, valt je iets op? Nou, daar komt het woord alfabet vandaan.
Met een boek over hoe de Grieken leven in de hand gaan we nog wat dieper in op overeenkomsten en verschillen tussen ons leven nu en dat bij de Oude Grieken.
Een van de dingen die anders zijn, is dat ze niet één, maar een heleboel goden hebben! Eén voor alles wat bijzonder of belangrijk voor hen was.
Iedereen krijgt een lijst met de namen van de goden en waar ze voor zijn, en een paar bladen met plaatjes. Aan de kinderen de taak om de goede naam bij het goede plaatje te plaatsen. Dat betekent goed kijken en logisch nadenken.
Als je klaar bent, verzin je een nieuwe, eigen god. Of godin natuurlijk. Voor iets dat voor jou belangrijk is. Zo krijgen we een sport-en-hobby’s-godin (genaamd Gimeter), een knuffelgodin en een vogelgod. De kinderen die het moeilijk vinden om zelf een idee te bedenken, kijken naar wat de andere doen en laten zich inspireren.
Na de speelpauze doen we trouwens weer een ‘balansoefening’. Eerst met handen schudden, maar daarna met je hele lichaam. Actief staan ze te springen en te schudden. En in het raadkoffertje zat een tol.
Ik heb ook een paar fabels van Aesopus voorgelezen, veel van de verhalen die wij nu nog kennen blijken al in de tijd van de Grieken ontstaan te zijn! (Klassieke fabels, dus)
Het was weer leuk!